Het ontstaan van ontologische verlatenheid op een micro-niveau zien we in het toneelstuk De harige aap van Eugene O’Neill. Het verhaal gaat over Yank, een stoker op een luxe-passagiersschip. Hoewel Yank binnen het milieu van het schip het laagste menselijke schepsel is, heeft hij vertrouwen in de wereld en zichzelf. Het schip zou niet kunnen varen zonder hem – en daarom is hij beter en belangrijker dan ieder ander. Hij gaat ervan uit dat deze visie voor de hand ligt, en dat iedereen hem deelt.
Zijn zielerust wordt wreed verstoord door een idealistische rijkeluisdochter, die besloten heeft dat ze wil weten hoe de stokers leven, maar op het moment dat ze Yank daadwerkelijk tegenkomt schrikt ze van zijn verschijning en noemt hem een ‘harige aap’. Yank was erin geslaagd zich noodzakelijk voor het systeem te voelen, en daarmee superieur aan de andere onderdelen. De kortdurende opwelling van idealisme van deze jongedame zorgt ervoor dat hij voor het eerst echt voelt hoezeer er op hem neergekeken wordt. Yank stort in, en ontspoort. Hij komt in aanraking met gewelddadig anarchisme, en met de misdaad. Uiteindelijk zorgt het verlies van zijn ontologische geborgenheid ervoor dat hij ook zijn menselijkheid verliest. Hij eindigt zijn bestaan als een aap te midden van andere apen in de dierentuin.[1]
[1] Eugene O’Neill, The Hairy Ape and Other Plays, Jonathan Cape, London 1923.