Zoals menig vader, Prediker of Jesaja citeert, zo citeerde mijn vader literatuurcriticus Kees Fens. Het „Fens zegt” lag hem in de mond bestorven…. (…).
„Fens zegt dat Thea Beckman niet goed is!”
Dat was een zware slag, die mij misschien nog iets harder trof dan de anderen. In Het rad van Fortuin, een boek dat zich tijdens de bloedige Honderdjarige Oorlog afspeelt, stond een zin die ik al weken lang met ingehouden adem over las. ‘Blz 83’ had ik zelfs in ragdunne lettertjes op het schutblad geschreven.
De ongeletterde houwdegen Bertrand du Guesclin, legeraanvoerder van de Fransen, spreekt zijn bewondering uit als zijn jonge vriend Matthis Cuvelier, een verlegen dichter die geen bloed kan zien, hem in de gevangenis komt opzoeken. „‚Alleen om te weten hoe het met me ging ben je het kamp binnengekomen? Drommels, daar was moed voor nodig’, zegt Bertrand. De mannen glimlachen tegen elkaar. Beiden weten ze dat Matthis’ moed niet een kwestie is van sterke armen, doodsverachting en dierlijke bloeddorst, maar het voortdurend overwinnen van de angsten uit zijn kinderjaren.”
Thea Beckman, de schrijfster, zette beide soorten moed, het overwinnen van het Engelse leger en het overwinnen van verlegenheid, op eenzelfde lijn.Nicolien Mizee
Een versie van dit artikel verscheen op dinsdag 28 juli 2015 in NRC Handelsblad.